Zuurpruim

In de tuin hebben we een aantal fruitbomen staan. Vooral met appels. Ook zijn er aardig wat kersenboompjes. En we hebben één grote pruimenboom. Van de kersen krijgen we meestal zelden wat mee, omdat de vogels en insecten ons voor zijn. Nog voordat de vruchten donkerrood en rijp zijn, zijn ze al voor onze neus weggekaapt. En heel erg vind ik dat niet. De dieren in onze tuin zijn deze ‘superf(r)oods’ gegund. Ook van de appels mogen ze meegenieten. We komen er tenslotte bijna in om. Dat de appel- en kersenoogst voor een deel aan de natuur wordt teruggegeven, voelt op een of andere manier ecologisch goed. Maar… van de pruimen blijven ze af. Die zijn voor ons!

Door de late, maar mooie zomer – mijn lievelingsseizoen – zit de pruimenboom bomvol vruchten die explosief hebben kunnen groeien en rijpen. Het is dringend tijd om ze te plukken, omdat ze anders ten prooi vallen aan insecten, vogels of verrotting. Of ze knappen van pure rijpheid. Met de oogst hebben we grote plannen: een pruimentaart, pruimenjam en liters pruimenlikeur.

Op een zaterdag is hét moment daar. Alle ingrediënten zijn in huis en de dag is leeggeruimd om urenlang in de keuken te kokerellen. Er is slechts één nadeel: de regen gaat ongeveer horizontaal over het erf. Harde windstoten en stromende regen. Een voorproefje van de herfst – verreweg mijn minst favoriete seizoen!

Mijn partner en ik halen de uitschuifbare ladder uit de schuur, terwijl ik me moet inhouden om niet te blijven klagen over de weersomstandigheden. Ik kijk toe hoe hij de ladder beklimt – mijn hoogtevrees is niet bestand tegen uitschuifbare ladders. Vervolgens gooit hij de pruimen in de zak die ik voor hem open houd. Langzaam veert de boom terug omhoog, ontdaan van zijn zware last. En naarmate de zakken voller raken, klaart mijn humeur zienderogen op. Bij de vierde plastictas ga ik halverwege de ladder staan, zodat mijn drijfnatte pruimenplukker er beter bij kan.

Als bijna alle pruimen zijn gered van de vogels, deins ik plotseling van schrik achteruit. Vlak voor mijn gezicht zie ik een joekel van een spin bungeejumpen – gitzwart en harig – mijn meest gevreesde diersoort. Tijdens mijn val neem ik nog net niet de hele ladder inclusief tuinman mee. Wel kom ik hard op mijn zij terecht en lig ik languit in het natte gras met een paar geplette pruimen in mijn haar. Mijn lief komt de ladder af gesneld en helpt me overeind. Het valt gelukkig mee, alleen is mijn humeur onmiddellijk weer een donderwolk.

Maar na een lange, hete douche en het ruiken van de eerste geuren van een heerlijke pruimentaart is ook deze zuurpruim weer aardig opgeknapt.

 

Met de laptop onder de arm  reist Esmir geregeld tussen hartje Amsterdam en Texel. In het buitengebied van De Cocksdorp, waar haar partner woont, vindt ze de rust om te schrijven. En inmiddels is haar debuut-roman een feit. Op deze plek om de week haar Texelse belevenissen.

Geef als eerste een reactie