Gooise tuintjes

“Kijk eens wat een leuke!”, roep ik enthousiast. We zijn in een tuinwinkel bij ons in de buurt. “Zullen we er hier een paar van meenemen?”

Mijn vriend kijkt me aan of ik hem zojuist een oneerbaar voorstel heb gedaan en schudt zijn hoofd. “Véél te tuttig!”

“Tuttig? Welnee joh.” De verkoper gniffelt om onze conversatie en doet alsof hij druk bezig is achter de kassa. Het is een jongeman met zwart omrande nagels, het kenmerk van groene vingers. Hij heeft waarschijnlijk het hele jaar door bovengemiddelde tuin-ambities. Mijn partner en ik alleen wanneer het kwik boven de vijftien graden stijgt. Toch schaar ik mezelf graag onder de natuurliefhebbers. Een buitenmens. Zeker ook omdat ik als buitenkind opgroeide in het landelijke Blaricum.

“Zeg, je weet dat ik uit ’t Gooi kom, hé? Daar is ‘tuttig’ heel gangbaar. Daarbij ben ik een vrouw en heb ik recht op een beetje tuttigheid”, daag ik hem uit. Hij lacht, maar houdt verder wijselijk zijn mond.

Even daarna staan de nieuwe planten en vier potjes witte bloemen – gezamenlijk overeengekomen – klaar om de grond in te gaan. Ik ontferm me over de bloembakken langs het huis en manlief over het grovere werk: de nieuwe vaste planten in de grond zetten. Als ik een half uurtje later bij hem kom kijken, kan ik een primaire schrikreactie nog net onderdrukken. Er is een perkje langs het gras uitgestoken, schééf wel te verstaan. Al zou de hele tuin asymmetrisch zijn, mijn partner maakt het geen biet uit.

“Mooi gedaan hoor, alleen wel een beetje scheef he?”, begin ik diplomatiek.

“Hoezo?”

Ik laat het voor wat het is en bedenk dat dit, onbedoeld aflopende perkje, in een doorsnee Gooise tuin ondenkbaar zou zijn. Daar wordt bij wijze van spreken elk grassprietje wekelijks door een tuinstylist bijgepunt.

Wees nou eerlijk, spreek ik mezelf in gedachten toe: een keurige hovenier zal ie nooit worden en dat wíl je ook helemaal niet. Er hardop over klagen, gaat je ook te ver. Dus wat te doen? Niets.

Met een koud biertje lopen we door de tuin. We hebben hard gewerkt, al zeg ik het zelf. Plotseling schiet ik vreselijk in de lach en word ik tegelijkertijd overspoeld door vertedering en liefde. Wat is het toch een schat, die boer van mij, denk ik oprecht. Hij kijkt me met vragende ogen aan. Terwijl ik alleen maar kan kijken naar het zielige stukje rode draad dat slapjes en scheef tussen twee palen van de pergola hangt. Eraan hangt mijn nieuwe shirtje dat ik binnen in een sopje had gelegd.

“Die waslijn”, hint ik en verslik me opnieuw in het bier. “Wat ontzettend lief van je!”

 

Met de laptop onder de arm reist Esmir geregeld tussen hartje Amsterdam en Texel. In het buitengebied van De Cocksdorp, waar haar partner woont, vindt ze de rust om te schrijven. Onlangs publiceerde ze haar tweede boek ReisLust. Op deze plek om de week haar Texelse belevenissen.

Geef als eerste een reactie